Het begrip ‘schijnzelfstandigheid’ duikt regelmatig op in discussies over zzp’ers en flexibele arbeidsrelaties. Zeker nu de Belastingdienst vanaf 2025 weer strikter gaat handhaven, is het belangrijk dat ondernemers en hun adviseurs goed begrijpen wat schijnzelfstandigheid is, wanneer het speelt, en wat de risico’s zijn. In deze blog van Reinink leggen we uit wat de criteria zijn, hoe je risico’s herkent en voorkomt, en wat de stand van zaken is rondom wetgeving en handhaving.
Wat is schijnzelfstandigheid eigenlijk?
Schijnzelfstandigheid betekent dat iemand werkt als zelfstandig ondernemer (zzp’er), maar feitelijk een werknemer is. Er is dan sprake van een dienstbetrekking, ook al is er formeel geen arbeidsovereenkomst gesloten. De gevolgen zijn groot: de Belastingdienst kan loonheffingen naheffen en boetes opleggen, en het arbeidsrecht kan van toepassing worden.
De drie kernelementen van een dienstbetrekking
Volgens vaste jurisprudentie zijn er drie voorwaarden waaraan moet worden voldaan om van een dienstbetrekking te spreken:
- Arbeid: de zzp’er verricht persoonlijk werk voor de opdrachtgever.
- Loon: de zzp’er ontvangt een vergoeding voor dit werk.
- Gezagsverhouding: de opdrachtgever bepaalt hoe het werk wordt uitgevoerd.
Is aan al deze voorwaarden voldaan? Dan is er sprake van een dienstbetrekking. En dus mogelijk van schijnzelfstandigheid als er desondanks een zzp-contract ligt.
Voorbeelden van schijnzelfstandigheid
- Een zzp’er werkt dagelijks op locatie van de opdrachtgever, met vaste werktijden en onder toezicht.
- De opdrachtgever levert exact aan wat, hoe en wanneer er gewerkt moet worden.
- De zzp’er heeft geen andere opdrachtgevers en is economisch afhankelijk van deze ene opdrachtgever.
Wanneer is er géén sprake van schijnzelfstandigheid?
Een zzp’er werkt zelfstandig als:
- Hij of zij eigen werktijden en -wijze bepaalt;
- Eigen materiaal en gereedschap gebruikt;
- Zelf verantwoordelijk is voor resultaat en eventuele vervanging;
- Meerdere opdrachtgevers heeft en marktrisico loopt.
Kortom: de zzp’er heeft vrijheid om het werk naar eigen inzicht uit te voeren, en loopt zelf risico’s die bij ondernemerschap horen.
Wat verandert er vanaf 2025?
Vanaf 1 januari 2025 eindigt het handhavingsmoratorium. De Belastingdienst mag dan weer volledig handhaven en loonheffingen naheffen bij opdrachtgevers die zzp’ers inzetten terwijl er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. Over het eerste jaar na het moratorium (2025) worden nog geen vergrijpboetes opgelegd, mits de opdrachtgever actief bezig is met het voorkomen van schijnzelfstandigheid.
Daarnaast wordt gewerkt aan een nieuw wettelijk kader met het wetsvoorstel “Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR)”, dat per 2026 in werking zou moeten treden. Dit wetsvoorstel bevat onder meer een rechtsvermoeden van een dienstbetrekking bij een uurtarief onder de 32,24 euro.
👉 Lees ook onze blog over wat er verandert in 2025 rondom schijnzelfstandigheid en hoe je daarop inspeelt.
Wat kun je als ondernemer of adviseur doen?
- Analyseer de arbeidsrelatie: kijk naar de feitelijke situatie, niet alleen het contract.
- Gebruik modelovereenkomsten: maar werk ook daadwerkelijk volgens de afspraken in die overeenkomst.
- Leg vast: documenteer afspraken over zelfstandigheid, verantwoordelijkheden en vervangbaarheid.
- Diversifieer opdrachten: stimuleer opdrachtgeverschap van meerdere partijen voor de zzp’er.
- Overweeg dienstverband: als er feitelijk een arbeidsrelatie bestaat, is het soms beter om die formeel te maken.
Tot slot
De tijd van vrijblijvendheid rondom zzp-constructies is voorbij. Zowel opdrachtgevers als zelfstandigen doen er goed aan om hun arbeidsrelaties kritisch tegen het licht te houden. Zeker nu de Belastingdienst haar handhaving verscherpt, voorkom je risico’s door helderheid en eerlijkheid in de samenwerking.